De kleurrijke spiegel van María Verda
‘Noa, ik wil dat je vannacht hier blijft.’
Ze weet het al voor ik het uitgesproken heb, ze mag nu niet weg. Gelukkig knikt ze. Tegelijk wilde ik dat ze nee had gezegd. Hoe moet het verder? Ik weet zelfs niet of de tinteling in mijn buik prettig voelt of storend.
‘Maar dan slaap ik wel bij jou.’
Wat zegt ze nou? Ik zoek naar de twinkeling in haar ogen, de lachplooi om haar mond.
‘In bed.’ Haar stem klinkt zacht, verleidelijk.
Ik wil dit niet, het gaat te snel! Verwachtingsvol kijkt ze naar mij, haar hand beweegt naar haar mond en ze stopt haar duimnagel tussen haar tanden.
‘Nee,’ zeg ik zo beslist mogelijk terwijl alles in mij ‘ja’ schreeuwt. ‘Nee. Dat mag niet, kan niet. Misschien later.’ Even slaat ze haar ogen neer, dan recht ze haar rug en glimlacht. De twinkels zijn terug en voor ik helemaal gesmolten ben, trek ik mijn harnas aan dat me beschermt tegen nog meer gevoelens.
Wat zou Max ervan vinden als zij en ik… Ik met een vrouw? Een meisje nog, met haar achttien jaar. Madre mía, wat is liefde ingewikkeld.
Noa aait over mijn haar. ‘Je bent schattig als je zo onzeker bent,’ zegt ze. ‘Het is goed, ik slaap wel in de logeerkamer.’
‘Nee.’ Mijn ademhaling scheit omhoog en blijft als een brok steken in mijn keel. Ik slik, en nog eens. ‘We slepen een matras naar mijn kamer en maken het daar op.’ Ik pers er een glimlach uit, half opgelucht om mijn eigen voorstel. De lach van haar kan ik niet duiden. Wat denkt ze van mij? Wat wil ze van mij? Wat voelt ze voor mij?
Over wat ik voel kan ik kort zijn: liefde. Puur, intens. Toch durf ik daar niet aan toe te geven, bang voor wat er gebeurt als ik die kraan openzet. Daarbij natuurlijk mijn buurman Max. Vanmorgen toen ik de deur uit ging glimlachte hij naar me en knikte. Ik zou hem uit mijn hoofd moeten zetten, maar dit soort kleine uitingen van liefde geven me kracht om te blijven geloven in hem, in ons.
Noa, wat kijkt ze onderzoekend naar mij. Had ik ergens op moeten reageren?
Pollo en Huevo, ze moeten eten voor ze op stok gaan. ‘Zo terug,’ mompel ik. Op haar vragende blik vul ik aan: ‘De kippen.’
Ze knikt.
Ik snuif mijn longen vol frisse lucht en strooi de granen in de kippenren. ‘Kom, chicas, je hok in.’ De meisjes vliegen de ren in en pikken van de graantjes alsof ze uitgehongerd zijn. Ik sluit het deurtje en kom overeind. Halverwege verstijf ik. Zacht gepraat in de tuin van de buren. Mijn oren hang ik over de muur in de hoop het gesprek te kunnen volgen. De woorden klinken bits, een enkele harde uithaal. De venijnige fluisterstem van Sophie sist wat harder dan de brommerige stem van Max. ‘Idioot!,’ versta ik, en ‘donderop naar…’
‘Ben je nou nog niet klaar?’
Noa. Verdomme! Nu heb ik cruciale woorden gemist. Ik geef geen antwoord en ga achter haar aan naar binnen.
Wat zou er bij Max en Sophie aan de hand zijn? Zou hij vreemdgegaan zijn? Dan moet ik naar lucht happen en een stoot adrenaline jaagt het bloed door mijn aderen. Ze heeft het ontdekt! Ze heeft zijn liefde voor mij ontdekt. Noa moet weg. Naar huis. Grote kans dat Max straks aanbelt op zoek naar troost en warmte. Stel je voor dat hij Noa en mij dan op één kamer, of erger nog… Nee, Noa moet nu naar huis. Het logeerpartijtje doen we wel een andere keer. Of niet.
‘Noa?’ zeg ik liefjes, maar ik hoor de spanning in mijn stem. ‘Noa, ik, ehm. Je moet naar huis. Ik kan het niet.’
Met grote ogen kijkt ze me aan en trekt die verdomde wenkbrauw weer op. Alles wat zo-even nog charmant aan haar was, aantrekkelijk, sexy zelfs, is nu een grote irritatiefactor. Haar ogen om in te verdrinken zijn veranderd in een modderpoel, haar glimlach waar ik kriebels van in mijn buik kreeg, zorgt nu voor jeuk, alsof een bende rode mieren over mijn lichaam dendert. Ga weg, ga weg! Ik probeer te blijven lachen en kijk omlaag om te voorkomen dat ze binnenkomt met die modderpoelen.
‘María? Kom ik te dichtbij?’
Ik knik. Wat moet ik anders? Als ik mijn gevoel een stem gaf, zou ik haar alleen maar bot afwijzen en dat heeft ze niet verdiend.
‘Lieverdje toch.’
Lachwekkend zoals zij me lieverdje noemt, ik ben bijna vijfentwintig jaar ouder!
Wat doet ze nu? Ze komt op me af. Donder op, wil ik roepen. In plaats daarvan laat ik me tegen haar aandrukken. Ze ruikt kruidig, mijn benen worden slap en mijn hart gaat wild tekeer. Misschien zijn personages uit bouquetreeksen realistischer dan ik dacht.
Max. Ik wil Max, dus Noa moet weg. Ik blijf die woorden herhalen om mezelf helemaal te overtuigen. Mocht hij vanavond niet bij mij aanbellen, dan mag Noa weer komen. Graag zelfs. Mijn hele lichaam geeft verlangen aan. Verlangen naar warmte, naar liefde. Van haar. Of Max. Ik zucht, terwijl zij me zacht heen en weer wiegt. Gecompliceerd. Dat is het synoniem voor liefde. Niet voor niks dat ik op mijn tweeënveertigste nog maagd ben.
Ze drukt een kus op mijn wang, knijpt zacht in mijn bovenarm en loopt de kamer uit, om binnen seconden mijn huis te verlaten, maar niet mijn leven. Hoop ik.
‘Zie ik je snel weer?’ roep ik tegen haar rug.
Ze draait zich om. ‘Wanneer jij er aan toe bent, María.’
‘Morgen!’ Mijn stem klinkt paniekerig en dat was niet de bedoeling. Kalme María, afwachtend en zonder stress. Waar is die vrouw gebleven?
Met Noa’s onpeilbare glimlach op mijn netvlies dwalen mijn gedachten af naar drie weken geleden, vlak voor onze eerste ontmoeting. Ik was gelukkig. Mijn leven was misschien saai, maar overzichtelijk met mijn werk, mijn kippetjes, mijn huis en Max.