Het einde
Berceuse Nr. 2
Slaap als een reus
slaap als een roos
slaap als een reus van een roos
reuzeke
rozeke
zoetekoeksdozeke
doe de deur dicht van de doos
Ik slaap
Paul van Ostayen
Zacht wiegt ze het kind heen en weer, strijkt met haar vrije hand een eigenwijs springerige blonde lok uit haar gezichtje. ‘Ssst, stil maar, meisje, het is goed zo. Helemaal goed.’ Ze raakt met haar lippen kort de wang van het kind en trekt de deken wat verder over afgekoelde lichaampje. ‘Alles komt goed. Ga maar slapen. Niemand zal je nog kwaad doen. Sssst, stil maar…’ Lara kijkt op als er een streep licht langs de deur op het bleke gezicht van haar dochtertje valt. ‘Wat… Hoe…? Wat doe jij hier?’ Met grote stappen komt hij de kamer binnen. Hij legt zijn hand op haar schouder. Lara is bang te breken onder het gewicht. Een snik ontsnapt haar. ‘Wat is ze mooi, hè?’ fluistert ze terwijl ze de haren van het meisje ritmisch blijft aaien.
Hij knikt. ‘Ja, heel mooi. Geef haar nu maar hier. Ze nemen haar mee.’ Hij strekt zijn armen uit naar het meisje. Wat kijkt hij liefdevol. Hij is een van de Goeden. Dat weet ze nu zeker. ‘Het is goed, meisje-lief. Ze zullen voor je zorgen.’ Nog een laatste kus. Met gebogen hoofd staat ze toe dat de man het kind uit haar armen haalt en tegen zich aangedrukt meeneemt de kamer uit, naar het licht. ‘Ik hou van jou!’ Haar stem klinkt wanhopig. Maar het is meer dan dat. Ze weet dat het goed is zo, alleen moet haar kindje, haar hartelief wel weten, voelen, desnoods horen dat ze haar zo liefheeft. Altijd gehad, nu nog meer dan anders.
Het begin
‘Bloem, eten.’ Lara staat in de opening van de tuindeur en kijkt hoofdschuddend naar haar dochter die onverstoorbaar in de zandbak een heksensoepje aan het maken is. ‘Ik had je toch gezegd geen water te pakken?’ moppert ze net niet hard genoeg. Ze kan zich nauwelijks voorstellen hoe modder aanvoelt. Ze sluit haar ogen en snuift de geur van natte aarde op. Alsof ze geleid wordt loopt ze naar Bloem, gaat op haar hurken zitten. Het meisje kijkt op, een glimlach geeft haar hele gezicht glans. ‘Mama!’ Ze springt op schoot. Lara knijpt haar ogen dicht en rilt. Vocht trekt in haar zomerjurk. Vlekken. Vies. Ach wat. Haar armen sluit ze stevig om Bloem, snuift de geur van modder, buitenlucht en pasgewassen haren in zich op. Dan laat ze zich vallen. Bloem giert het uit en samen rollen ze als varkens door de modder. Moeder moest eens weten, denkt Lara. Ze rilt alweer. Ik ben moeder niet, Bloem is mij niet.
‘Mama? Ze kijkt op en ziet de onderzoekende groene ogen van Bloem. ‘Het is goed, meisje.’ Met haar hand strijkt ze de modder nog meer door het haar van haar dochter. ‘Kom! Laten we spelen dat we varkentjes zijn.’ De modder voelt zo vies in haar hand, dat ze haar best moet doen de glimlach vast te houden. ‘Hier!’ Bloem giert het uit als ze de handvol koude blubber in haar nek krijgt. Lara krimpt in elkaar als ze een dubbele portie terugkrijgt. Moeder en dochter. Twee kinderen. De schaduwen van het leven lijken even heel ver weg. ‘Lara! Waar ben jij in ’s hemelsnaam mee bezig.’ Ze sluit haar ogen. Ziet de felle, priemende blik van haar moeder. De tot streep vertrokken smalle lippen. Met een schelle stem commandeert ze Lara overeind, sleept haar aan een oor naar binnen, naar de douche. Drie dagen geen warme maaltijd. Drie dagen vernedering.
Ze springt op, klopt het losse zand van haar billen. ‘Kom, Bloem, naar binnen.’ Ze steekt haar hand uit naar haar dochter. ‘Het eten is klaar, weet je nog?’ beantwoordt ze de vragende blik van Bloem. Een zanderige hand in haar hand. Als een geruststelling. ‘Mama?’
‘Ssst. Het is goed, Bloemetje. Snel douchen, pyjama aan en dan lekker eten. Soep met warme broodjes.’
‘Komt papa straks?’
Elke avond hetzelfde. ‘Niet met volle mond praten, Bloem.’
‘Papa is gisteren ook al niet geweest, en eerdergisteren en eerdereerdergisteren ook niet.’
‘Eergisteren, lieverd.’
‘Niet! Eerdergisteren niet. En je had het nog wel beloofd.’ Wild schuift ze haar kom soep naar voren.
‘Kijk nou wat je doet, stommeling!’ Meteen kan ze zich wel voor haar hoofd slaan. Het is nog maar een kind. Bovendien is zo’n scheiding moeilijk genoeg voor haar. ‘Sorry, liefje. Ik ga even een doekje halen.’ En dan is Dolf ook nog eens onbetrouwbaar in het nakomen van afspraken. Altijd duizend excuses, uiteraard een niet tegen te spreken verklaring over waarom hij dit keer niet zijn dochter kon opzoeken. En haar. Al ziet hij haar vaker dan Bloem. Verdorie, nu ook nog tranen? Ze schuift haar stoel naar achteren en loopt snel naar de keuken. Voorovergebogen over de gootsteenbak laat ze haar tranen vallen. Dolf. Ze mist hem en dat maakt haar woest. Woest op zichzelf vanwege haar zwakte, woest op Dolf, vanwege zijn relatie met die huppelkut van Café De Bar, met haar uitpuilende tieten en onschuldige grote ogen, en woest op Bloem. Door hun dochter zijn ze voor altijd met elkaar verbonden, zullen ze altijd met elkaar te maken hebben. En dat wil ze niet. En wel. Niet. Ze bijt op haar vinger om een schreeuw tegen te houden. Niet Bloem onnodig van streek maken. Ze ademt in door haar neus, een snerpende zucht uit. Kalm worden. Onspannen. Denk yoga.
Ze schrikt van een kleine hand die zacht op haar linkerbil klopt.
‘Mam? Wat is er? Ben je sippelig?’
Ze snuift haar neus, wrijft met haar hand haar wangen droog. ‘Een beetje, lieverd. Maar dat gaat wel weer over.’
‘Sorry. Ik zal niet meer knoeien. Ben je dan nou weer blij?’
Lara draait zich om en zwiert haar dochter de lucht in. Duikt met haar neus in de krullerige haren, zucht, snuffelt en kust de nog natte haartjes. ‘Het is niet jouw schuld, Bloem. Kijk me eens aan?’ Met één hand pakt ze de kin van Bloem vast en dwingt haar op te kijken. ‘Niet jouw schuld, hoor je dat goed, gekke meid?’ Het meisje duikt in de nek van haar moeder. Samen wiegen ze daar heen en weer tot ze een korte duw tegen haar been voelt. ‘O kijk, daar hebben we Kitty. Ik denk dat ze honger heeft.’ Ze zet Bloem op de grond. ‘Pak jij even een blikje vlees uit de kelderkast?’
Hij
De sleutel in het slot van de voordeur, twee slagen draaien. Nog een klik, een doffe dreun en kalme voetstappen door de gang. Twee klopjes op de deur voor deze openschuift. ‘Hai, schoonheid.’
Ze perst er een glimlach uit en slikt twee hatelijke opmerkingen in. De ene met betrekking op zijn nieuwe liefje – die volgens zijn zeggen alweer een ex is – de andere vanwege zijn gebrek aan belangstelling voor zijn dochter. ‘Ze slaapt al een paar uur, hoor.’
Hij knikt. ‘Daar ging ik vanuit. Laat haar ook vooral lekker slapen.’ Hij ploft op de bank naast haar. Zijn been strijkt langs het hare, zijn mond ineens vlakbij haar oor. ‘Kunnen wij ons gebrek aan romantiek uitleven in pure geile lust.’
Het liefst zou ze zich aan hem vastklampen, hem nooit meer laten gaan. Hij hoort bij haar, bij Bloem. Hij zorgde voor veiligheid in hun leventje en voor zo veel meer. Ze duwt zich van hem af. ‘Kon Ireentje niet vanavond? Had ze een ander neukertje?’
‘Toe nou, Laar, niet zo moeilijk doen. Je weet dat wat wij twee samen hebben niet te vergelijken valt met wat ik en Irene hadden. Hádden. Hoor je wel? Het is uit. Ik moet haar niet.’ Opnieuw zijn gezicht naast het hare. Zijn lippen raken haar oorlelletje aan. Ze huivert. Moet zich in houden hem niet de kleren van zijn geweldige lijf te scheuren.
‘Ga je mee?’ Hij staat op en trekt haar aan haar hand overeind. Ze kan het niet, weerstand bieden. Net zoals geen enkele vrouw dat kan in zijn buurt. En hij weet het. Klootzak! Willoos – of beter gezegd gewillig – sjokt ze achter hem aan de trap op.
‘Wacht.’ Voor de slaapkamerdeur van Bloem blijft hij staan, duwt de deur open, loopt heel zacht naar haar bed en trekt de deken recht. Het zachte gesnurk klinkt goedkeurend. Lara weet dat hij dit doet om indruk op haar te maken, haar week te maken. Het werkt. Als hij weer bij haar staat, speelt ze niet meer dat ze zich kan beheersen. Wild trekt ze hem mee haar slaapkamer in, waar hij na drie maanden nog steeds doet alsof het hun slaapkamer is.
‘Laar?’
‘Hmmm … ‘ Ze ligt met haar hoofd op zijn borst, wil wegzakken in een slaap die haar schuldgevoel meeneemt. Hartstikke gek is ze, dat ze met haar ex, klootzak eerste klas, geneukt heeft. Maar het was zo lekker. Bovendien, dat aangename gevoel ertoe te doen, belangrijk te zijn, nog mee te tellen in de wereld van verleiding.
‘Wanneer geef je haar eens een paar dagen met mij mee?’
Roodoplichtende lampen, loeiende sirenes. Bloem. Hij wil haar van haar afpakken. ‘Waarom begin je daar nu over?’
‘Omdat ik dacht dat je nu misschien wel redelijk was.’
Wat een lul. Verleiden, verwennen, doodsteek. ‘Je weet hoe ik daarover denk.’
‘Je kunt niet loslaten, ja. Dat weet ik. En toch vind ik dat ik mijn kind ook een paar dagen per maand bij me mag hebben. Meer vraag ik niet. Verdomme, Lara, ze is belangrijk voor me!’
Ze schiet overeind, trekt het dekbed omhoog over haar borsten en verschuift haar billen zodat haar been niet meer tegen dat van hem ligt. ‘En waarom kwam je vanavond dan niet rond etenstijd? Of gisteren? Eergisteren? Nou, waar was je?’
‘Niet zo hard, gek. Je weet trouwens heel goed waarom ik er niet was.’
‘Nee, vertel, wat is dit keer je lulsmoes.’
‘Lara, Lara –’
‘Niet op dat toontje, Dolf. Ik waarschuw je.’
‘Ik wil graag met mijn dochter samen kunnen zijn zonder dat jij je oren wagenwijd open hebt staan, over mijn schouders meekijkt, me onderbreekt als ik met haar in gesprek ben.’
Ze gaat op handen en knieën zitten, kijkt hem strak aan. Niet dit. Zo mag hij niet praten. ‘Je hebt geheimen voor me? Wat bekokstoof je met haar? Waarom mag ik niet weten waar jullie het over hebben?’
Met een zwaai slaat hij zijn benen uit bed. ‘Zinloos, dit.’ Hij grijpt zijn spijkerbroek van de vloer en begint die aan te trekken. Die gespierde billen. Gekromde rug vol boosheid. Opnieuw weekmakers in haar lichaam die de boosheid dempen. ‘Dolf? Ga nou niet weg.’
‘Wat wil je van me, Laar. Is het je echt alleen om mijn lichaam te doen? Hebben we verder niets meer met elkaar behalve continu geruzie? Lekker voorbeeld voor onze dochter.’
‘Sorry.’
‘Ik versta je niet.’
Ze trekt hem aan zijn arm. Hij verliest zijn evenwicht en valt achterover op bed. Ze trekt hem verder om. Met grote ogen kijkt hij haar aan. Ziet ze nou een geamuseerd trekje rond zijn mond? De kraaienpootjes naast zijn ogen zijn dieper geworden. Bijna veertig. Het leven is hem genadig geweest, maar begint hem nu te tekenen. Ook dat staat hem charmant. ‘Blijf!’
Hij grijnst alsof de duivel bezit van hem heeft genomen. ‘Je kunt niet zonder me, geef maar toe.’
‘Hm. Kom je morgen eten?’
‘Krijg ik morgen mijn dochter een paar uurtjes mee naar huis? Breng ik haar rond etenstijd weer terug en als je dat erg graag wil, eet ik mee. Desnoods halen we wat.’
‘Waarom moet je haar per se meenemen? Ik bijt toch niet? Je kunt haar hier zien zo vaak je wilt. Zelfs…’ Ze slikt in wat ze het liefst zou zeggen. Waarom moesten ze zo nodig scheiden? Waarom moest hij zo nodig andere vrouwen uitproberen? Midlife crisis? Hij heeft zijn feestje gehad, kunnen ze nu weer samen… ‘Ik wil niet dat je haar meeneemt. Punt.’
‘Vertrouw je me niet?’
‘Dat is het niet.’
‘Neem een hond.’
‘Dolf!’
‘Serieus. Als je niet alleen kunt zijn is dat de oplossing. Heerlijk aanhankelijk, kwijlerig beest en je komt nog eens buiten ook.’
‘Ik heb vandaag in de modder gespeeld met Bloem.’
Zijn linkerwenkbrauw schiet omhoog, net als zijn mondhoek.
‘Echt.’
Dolf komt overeind en gaat verder met het aantrekken van zijn kleren. Ze kijkt op de wekker. Half vier. Wat een tijd om nog weg te gaan.
‘Morgenmiddag haal ik Bloem uit school. Zes uur breng ik haar terug, neem patat mee.’
‘Dolf, toe nou.’
Hij haalt zijn vingers door zijn korte kapsel zodat het geordend wild zit. Drukt een korte kus op haar mond. ‘Geen gezeik, Laar. Zo zal het morgen gaan, niet anders.’
Ze bijt op haar lip. Weet dat protesteren nu geen zin heeft. Een drama voor het hek van de school is ook niet waar ze op zit te wachten. Nee, voor deze keer moet ze het accepteren. De kramp in haar buik trekt aan.
‘By the way, het was lekker.’ Dolf staat bij de deur en knipoogt naar haar. Ze slaat haar ogen neer. Lul.