Kinderboekenschrijver?

In 2010 begon ik met het schrijven van mijn eerste kinderboek, dat in 2011 onder de titel ‘Mijn oma is een engel’ werd uitgegeven. De jaren daarna schreef ik een paar prentenboekverhalen, een aantal jeugdboeken (waarvan ‘Perspectief‘ dit jaar nog wordt uitgegeven!). De meeste jeugdboeken die ik heb geschreven beschouw ik als oefenmateriaal. Leuke verhalen, ik ben gek op de personages, maar ik heb ze niet op de top van mijn kunnen geschreven, niet alles eruit gehaald wat er in zit. En eerlijk? Ik heb ook niet veel zin om weer een hele periode met die verhalen bezig te zijn, er liggen veel te veel leuke, speciale ‘half-affe’ manuscripten te wachten om mee verder te gaan.

Vanaf dat ik me heb vastgebeten in ‘Zinloze vrouw’ (nu twee jaar geleden), daalt mijn behoefte om kinderboeken te schrijven. Hoewel ik me nooit heb willen vastleggen in een bepaald genre, merk ik dat ik vooral zin heb om voor volwassenen te schrijven. Waarom? Misschien omdat ik me dan niet in hoef te houden. Ik kan in mijn romans veel meer de diepte ingaan. Niet dat dat met kinderboeken per definitie niet kan, ík kan dat minder. Ik schrijf nu eenmaal graag heftige, zelfs wat zware verhalen. Duik in de psyche van mijn personages, keer ze binnenstebuiten, houd ze ondersteboven, achterstevoren, ontleed ze en schuw groot verdriet en de dood niet.

Ik denk dat ik afscheid heb genomen van fase. Voor mijn kinderen zal ik misschien nog wel eens een verhaal schrijven. Ik wil ‘Droog’ nog af maken (Young Adult), maar ik zal me vooral bezighouden met psychologische romans (is dat een bestaand genre?). Eerst neem ik ‘María’ onderhanden (wat een heerlijk verhaal! Wat een geweldige vrouwen zijn mijn hoofdpersonages!). Daarna is ‘Esmee’ aan de beurt, dan mag ik ‘Droog’ af maken, misschien nog verder met het historische verhaal ‘Stormvloed’… Kortom, genoeg leuks te doen.